Ik houd wel van een uitdaging. Zo gooi ik mezelf graag in avontuurlijke kano-vakanties, nieuwe projecten zonder einde en onvoorbereide (veel te lange) wandeltochten. Actie! Spanning! Sensatie! Niks lijkt te gek. Maar mijn allergrootste uitdaging was juist 8 dagen he.le.maal niks doen. Ik dook een week het Boeddhistische kloosterleven in, om te ervaren hoe dat was. Hier leerde ik de kracht van stilte kennen. Vet! Deze bleek veel sterker dan al mijn acties bij elkaar. Lees in deze blog waarom het goed is om soms stil te zijn.

Wat ga jij nou doen?!

Mijn omgeving reageerde wisselend op mijn plan om in Indonesië het klooster in te gaan. Van bewondering (Vet! Stoer! Wil! Ik! Ook!) tot verbazing en rollende ogen. Daar was ik weer met mijn ideeën. Er was toch al genoeg te zien en te doen in Indonesië? Waarom zou ik een week in dit mooie land opofferen aan zoiets. Of beter: aan niets. Niets doen kon thuis toch ook?

Tja.. Waarom ik het deed was mijzelf ook nog niet helemaal duidelijk. Ik voelde vooral de behoefte om meer te ontdekken dan tempels (want, toch allemaal hetzelfde), hostels (hey, how are you? Where you from?) en brutale apen (waar ik stiekem als de dood voor ben). Ik was benieuwd naar die andere wereld, de echte cultuur en de eeuwenoude religie die ik slechts kende van de tegelwijshesden, de Happinez en de overvloed aan boeddhabeelden in tuinen van mensen. Daarom gaf ik me op voor een traditionele meta-meditatie in het Brahma Vihara klooster op Bali.

Let’s go!

Na anderhalve week samen met een vriendin op pad. Veel strandjes, rijstvelden, een houten kont van de scooter en plenty of delicious food, was het tijd om afscheid te nemen. Ik stapte in mijn eentje de bus in en 8 uur later stond ik voor de poort van een kleinschalig tempelcomplex. Vet! Eng! Hier zou ik de komende week verblijven samen met 8 anderen. Begeleid door een vrouwelijke monnik uit Tibet. Zo eentje in een oranje gewaad, een veel te blije (constante) glimlach en een kaal hoofd.

Daar stond ik dan. In mijn gedachte het strenge dagschema waar ik me de komende dagen aan zou houden. Voor het eerst in mijn leven voelde ik de drang om het toch maar niet te doen. Af te haken. Me om te draaien en terug te rennen naar het normale leven. Dat leven waar ik zelf de controle had, waar ik wist wat ik zou eten en met wie ik wat zou ondernemen. Nu had ik totaal geen idee welke wereld ik binnen zou stappen. Toch tilde ik mijzelf op en over die drempel. Hoppa eerst proberen en dan pas piekeren.

Hoe doe je nu niks?

Even terug naar dat schema. De routine van mijn tijdelijke habitat was in niks te vergelijken met dat wat ik kende. We sliepen van 22:00 tot 4:00. ‘S ochtends ging de keiharde gong en was het tijd om 16 uur te mediteren. Zittend of lopend. Twee keer per dag aten we. De laatste keer om 11 uur ’s ochtends. Eten was het hoogtepunt van de dag.

Het was bovendien 8 dagen stil. Stil omdat we niks zeiden en stil omdat er niks gebeurde. De prikkels werden zo veel mogelijk tot het minimum beperkt (dus ook geen muziek of boeken), zodat je alle ruimte had om naar jezelf te luister. Van buiten was alles gedempt. Van binnen totaal niet. Mijn hele wereld stond op z’n kop. Alle alarmbellen gingen af. Mijn hersenen snapte er niks meer van. Wat was ik in hemelsnaam aan het doen!!

Wat je leert als je doorzet

De eerste avond ging elke minuut de gedachte door me heen om te stoppen. Ik kon opstaan, de scooter pakken en weer terug naar de ‘actie’. Lekker surfen, muziek luisteren en schrijven. Ik was all the way in Indonesië en dit is wat ik deed? Zo zonde. Opeens begreep ik die verbazing en rollende ogen uit mijn omgeving. Maar opgeven was geen optie. Ik had mijn doel gezet en was vastberaden niet te falen. Niet voor mezelf en niet voor mijn omgeving.

Om vier uur opstaan. De gong. Opstaan. Hup! Mediteren. Ik had de knop omgezet en besloot er vanaf dag 2 weer met frisse moed voor te gaan. Wat was het moeilijk. En wat was ik toch een complex persoon!! De gedachten stroomden binnen. Ik kreeg ze niet stil. Heden, verleden en toekomstplannen. Alles tetterde door elkaar heen. Niet te stoppen. What. The. Fuck.

Dag 3 en 4 werd het (gelukkig) al rustiger. Ik werd stiller, relaxter en maakte me minder druk. Mijn hersenen moesten trouwens nog steeds aan de nieuwe situatie wennen. Omdat ik steeds minder over mijn eigen leven peinsde, creëerde mijn brein op wonderbaarlijke wijze eigen verhaaltjes. Ze sloegen nergens op. Ze waren compleet contextloos en bizar. Blijkbaar was non-sense beter dan niks. Soms ging ik er in mee. Whoesj daar ging ik weer. Maar door te focussen op mijn ademhaling kon ik aan de noodknop trekken en werd het weer stil.

Hoe fijn stil zijn is

Vanaf dag 5 werd het zelfs fijn. De rust en stilte brachten me nieuwe inzichten. Wat een ruimte is daar als je je niet meer druk maakt. Als je jezelf niet meer verbindt met datgene wat je denkt. Hoe stiller ik werd, hoe meer ik genoot van de kleine dingen. En het leukste: ik miste het surfen, de tempels en de gekke mensen in de hostels to.taal niet meer. Die tijdelijke acties, de kicks en de sensaties verbleekte in de rust en tevredenheid die ik nu ervaarde. Een rust waar ik de rest van mijn kloosterweek met een glimlach op verder deinsde.

Dit gevoel wilde ik voor altijd vasthouden. Maar natuurlijk komt aan alles een eind. Na 8 dagen ging ik weer terug “Indonesië” in. Een week later vloog ik weer naar het drukke Nederland, vol met werk, huis, vriend, drukte, afspraken en kletsende mensen. Hoewel ik langzaam weer in die sneltrein stapte, mee hobbelde en rende is er na deze ervaring altijd een stukje stilte in mij gebleven. En als ik het soms in alle hectiek even kwijt raak, keer ik weer terug naar een moment voor mijzelf, mijn ademhaling en weet ik de rust en het vertrouwen weer terug te brengen. Dan weet ik weer dat ik ook gelukkig ben met niks en dan kan ik de hele wereld weer aan!

Geef een reactie